MONUMENTALE SCHEPEN SFEERVOLLE HAVEN HISTORISCHE HAVENSTAD

 

Elisabeth

Scheepstype: Groninger tjalk
Vaargebied: Groningen en Waddenzee
Gebruiksdoel: vervoer van zand en grind
Werf en bouwjaar: 1903, Eikelboom te Hoogeveen
Afmeting: 23,20m x 4,75m
Bijzonderheden: imposante kop

Geschiedenis
De Groninger tjalk Elisabeth is oorspronkelijk te water gelaten met de trotse naam Excelsior. De lading van de Elisabeth is in de beginjaren vooral zand en grind. In de jaren ‘30  en ‘40 gaat de schipper alles wat voorhanden is vervoeren.

De Elisabeth heeft tot midden jaren ‘60 dienst gedaan als vrachtschip. Daarna is het schip van de sloop gered en zijn er vele mensen bezig geweest om van dit schip een historisch woonschip te maken.

Een van de vele namen van de Elisabeth is de HARJO. Als de huidige eigenaar de weduwe van de schipper ten tijde van die naam opspoort, meldt ze dat ze niet meer over welke HARJO het ging. Ze hadden wel 6 schepen gehad die allemaal HARJO heetten!

Verlengd en een stuurhut
Voor de binnenvaart is bij de Elisabeth ooit zes meter lengte in het midden erbij geplaatst. Dat gaat zo: eerst wordt het schip doormidden gezaagd. Dan wordt er zes meter tussen gezet en daarna de achterkant en de voorkant daar weer aan vast gelast. Dit heet ‘het verlengen van het schip’. Op die manier konden schippers blijven concurreren met nieuwe schepen die veel groter waren.

Op de Elisabeth is ook een stuurhut gezet, op het achterdek tegen de roef aan. Ook dat gebeurde op grote schaal. Met een stuurhut hoefde de schipper niet meer in weer en wind buiten te staan. Dat zal in de winter een grote verademing zijn geweest.
Om de Elisabeth terug te brengen tot historisch woonschip, zijn zowel de zes meter als de stuurhut weer verwijderd.

Bijzonder detail
Aanschouw de imposante kop van deze Groninger tjalk. Er is veel verbouwd en weer gerestaureerd aan de Elisabeth, maar deze is gelukkig vrijwel onaangeroerd gebleven.

Scheepstype
De Elisabeth is een Groninger tjalk. Tjalk is een verzamelnaam voor vele schepen met kromme stevens, rond voor- en achterschip met naar binnen vallend boeisel boven de vaak forse berghouten en aangehangen roer. Het is een van oorsprong in hout en later ook in ijzer en staal gebouwd scheepstype. Naar type, vaargebied en afkomst, onderscheidt men gewone, hek-, paviljoen-, kof- en zeetjalk, beurtschip, Groninger tjalk, skûtsje (Friesland), paviljoenschuit (Hollandse IJsselgebied). De mast is vast voor de zeevaart en strijkend op bokkepoten of met contragewicht voor de binnenvaart. Aanvankelijk had het grootzeil uitsluitend een grote gaffel of een spriet, maar vanaf de negentiende eeuw heeft het zeilplan ook een giek.

terug naar overzicht